Door Mr. Gijs R.M. van den Assum
Ontslag wegens een dringende reden (op staande voet) is geregeld in het nieuwe artikel 7:677 BW algemeen, specifiek voor de werkgever in 678 en voor de werknemer in 679. Er lijkt weinig te veranderen, maar dat is schijn.
Het instellen van rechtsmiddelen is geregeld in artikel 7:686a BW, waarvan vooral de leden 2 tot en met 5 belangrijk zijn:
Lid 2: De op deze artikelen (met name in dit verband gerelateerd aan 677) gebaseerde gedingen worden ingeleid met een verzoekschrift.
Lid 3: Dat geldt ook voor daarmee verband houdende vorderingen.
Inroepen van de nietigheid kan niet meer binnen 6 maanden per brief, maar moet bij verzoekschrift gericht aan de kantonrechter binnen 2 (!) maanden geschieden. Let op: dit is een vervaltermijn die niet kan worden gestuit (zie onder andere artikel 677: de bevoegdheid vervalt twee maanden na de dag waarop de overeenkomst is beëindigd, aldus lid 4).
De behandeling van dat verzoek moet volgens de wet (lid 5) aanvangen binnen 4 weken na indiening van het verzoekschrift. Dat is relatief snel, maar zegt de facto weinig over de beslistermijn. Werkgever zal deze procedure aangrijpen om een tegenverzoek te doen tot voorwaardelijke ontbinding. Werkgever moet daarvoor specifiek in de wet genoemde gronden aanvoeren (669 lid 3).
Bijzonder is dan weer het hele procesrechtelijke stelsel, wat maakt dat van deze beslissingen hoger beroep en cassatie mogelijk is. Overigens schorten deze rechtsmiddelen weer niet de tenuitvoerlegging op.
Overigens wordt aangenomen dat bijvoorbeeld de vordering tot betaling van achterstallig loon bij dagvaarding moet worden ingesteld. Dat is alleen dan weer anders (bij verzoekschrift) wanneer deze samenhangt met een andere vordering uit hoofde van 677 (in dat geval met verzoekschrift).
Het vragen van een voorlopige voorziening blijft mogelijk: denk aan loondoorbetaling en wedertewerkstelling.
Geef een antwoord