Royement, dat is als een lid wordt ontzet uit de vereniging, is een ernstige maatregel, met een “onterend” karakter.
De wet bepaalt (artikel 2:35 lid 3 BW) dat sprake moet zijn van handelen door het lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging, of dat het lid de vereniging door zijn handelen onredelijk benadeelt.
In dit geval was het lid door het Bestuur geroyeerd (ontzet) vanwege mishandeling en vernieling. Het lid verzet zich tegen dit royement. Hij beriep zich er bij de Rechtbank op, dat het bestuursbesluit tot ontzetting nietig was, omdat het bestuur niet, zoals voorgeschreven in de statuten, was benoemd door de Ledenraad, maar door de Algemene Ledenvergadering. In de statuten was bepaald dat wanneer de vereniging meer dan 100 leden telde, een Ledenraad moest worden ingesteld. Een Ledenraad was er niet. Het bestuur was (dus) niet bevoegd.
De Rechtbank ging niet met deze stelling van het lid mee.
De vereniging had weliswaar de afgelopen 20 jaar steeds meer dan dit aantal van 100 leden, maar nooit had een van die leden aangedrongen op het instellen van de Ledenraad. Bestuursbenoemingen en andere besluiten werden steeds via de Algemene Ledenvergadering genomen. Iedereen had volgens de Rechtbank al die jaren “de bestuurlijke realiteit” geaccepteerd en daaraan meegewerkt.
Het lid is volgens de Rechtbank door het besluit van het door de Algemene Ledenvergadering benoemde bestuur niet benadeeld: de Algemene Ledenvergadering is volgens de wet het hoogste democratische orgaan van de vereniging. Het beroep op de nietigheid werd verworpen.
Dat was volgens de Rechtbank ook het geval met de mogelijkheid tot beroep. Bij afwezigheid van de Ledenraad, had het lid in beroep moeten gaan bij de Algemene Ledenvergadering. Hij had dat nagelaten en aldus dit recht verspeeld.
Dit alles is na te lezen in de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland 10 december 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:6094, JOR 2015-68).
Meer info en vragen: mr Gijs van den Assum, tel: 033 – 4321 957; ga@assumdelft.nl
Geef een antwoord