Co-ouders kunnen beiden de inkomensafhankelijke combinatiekorting genieten als zij de zorg voor kinderen gelijk verdelen in een duurzaam ritme. Aan dit criterium is doorgaans voldaan als een kind behoort tot het huishouden van een van de ouders en het kind doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week verblijft in het huishouden van de andere ouder, maar het kan ook een ander duurzaam ritme zijn. De Hoge Raad haalt een streep door de beslissing van het hof dat een omgangsregeling die voorzag in een ander tweewekelijks schema niet aan deze voorwaarde voldoet.
In deze verbleef het kind op basis van een omgangsregeling afwisselend bij de vader en bij de moeder. De omgangsregeling voorzag in een tweewekelijks schema, waarin het kind vanaf een maandag in de eerste week, eerst twee dagen bij vader verbleef, dan twee dagen bij moeder, vervolgens vier dagen bij vader en daarna zes dagen bij moeder. In zijn belastingaangifte heeft vader gevraagd om toepassing van de iack. De Inspecteur weigerde de iack te verlenen, omdat hij vindt dat het kind niet doorgaans 3 dagen per week bij vader verblijft. De rechtbank oordeelde dat vader wél recht had op de iack, waarna het hof in de hoger beroepsprocedure oordeelde dat vader geen recht had op de iack. Daarop gaat de vader in cassatie.
De Hoge Raad is van oordeel dat de iack soepeler moet worden toegepast. De iack kan ook worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week. De door vader toegepaste omgangsregeling voldoet aan de eis dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijk verdelen. Vader heeft dus recht op iack.
De Hoge Raad (1) verklaart het cassatieberoep gegrond, (2) vernietigt de uitspraak van het hof en (3) bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Hoge Raad 13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:415
Geef een antwoord